Over de Belgische Kampioen der Bestuurders en de RACB Driver of The Year!
Als we het palmares overlopen van de ‘Belgische kampioenen der Bestuurders’ – met een zekere Freddy Theluson als eerste kampioen in 1938 – krijgen we de bevestiging dat de ere-jury meer dan eens een subjectieve taak had bij het toekennen van die grootste beker.
Als enige Belgische rijder in Formule 1 en een eerste overwinning in ’69 in Le Mans, sprak het voor zich dat de ere-jury Jacky Ickx van 1967 tot, aub, 1974 uitriep tot Kampioen der Bestuurders. In 1975 behaalde Ickx een tweede overwinning in Le Mans – en kwam in F1 uit voor JPS Lotus – maar dat woog voor de leden niet op tegen de tweede Europese titel in F5000 van Teddy Pilette! En datzelfde jaar tekende François Goldstein voor een vierde wereldtitel karting en liet RACB-jury een unieke kans liggen om het belang van de kweekvijver, richting de éénzitterij, te benadrukken. De ere-jury zou uiteindelijk Ickx twaalf keer uitroepen tot Belgisch kampioen, met een laatste eerbetoon in 1982 (hij behaalde dat jaar zijn zesde zege in Le Mans en won als rijder het eerste WK Sportwagens). In 1978 hield de ere-jury slechts rekening met één naam en dat was die van Gilbert Staepelaere. Na het behalen van 89 nationale en internationale overwinningen en twaalf Belgische rallytitels en geïnspireerd door zijn verplicht afscheid aan de actieve racerij, oordeelde de leden dat het tijd was om de Antwerpenaar op passende wijze te eren en hem de onderscheiding als Algemeen Belgisch Kampioen der Bestuurders toe te kennen.
Rally of circuitracerij? In 1986 vond de ere-jury de prestaties van Patrick Snijers in het EK Rally – twee zeges en vice-kampioen - belangrijker dan Boutsen als Belgisch Kampioen te eren voor zijn vierde niet echt sterk seizoen in de Formule 1! En wat te zeggen van Eric van de Poele én Robert Droogmans? Eric behaalde in 1990 drie overwinningen in de Formule 3000, Robert won achter het stuur van de Jolly Club Lancia Delta Integrale het ERC, maar voor de ere-jury woog de triomf van Thierry Boutsen in de Grote Prijs van Hongarije meer door. Het was dan al zijn negende Belgische titel, nadat hij in ’80 en ’81 telkens vice-kampioen werd in zowel het EK F3 als het EK F2 en vervolgens van ’83 tot dus ’90 België vertegenwoordigde in de koninginneklasse en hiervoor telkens beloond werd met de Belgische ere-titel. Dat Boutsen in ’92 met de Ligier geen rol van betekenis meer speelde in Formule 1 hielp wellicht om Grégoire de Mévius, Wereldkampioen Groep N, uit te roepen tot Belgisch kampioen. Een eer die eerder Pascal Gaban niét kreeg, hoewel hij in ’88 evenzeer Groep N-Wereldkampioen werd. Tja.
Datzelfde jaar stond Boutsen (dan bij Benetton) nog vijf keer op een F1-podium en eindigde vierde in de WK-stand. Geen nominatie voor Boutsen in ‘93 en dus een gelijkaardig verhaal voor Bruno Thiry als Wereldkampioen F2, waarna hij voor een sterk debuut in WRC ook in ’94 voor de ere-jury aan de beurt kwam. Indien daarop de spelregels in het WRC niet waren bijgestuurd – enkel nog toegelaten assistentie in het wagenpark – hadden we in de bewuste Ronde van Corsica in 1995 zeker mogen spreken van een bijna zekere eerste WK-zege van een Belg. Qua Driver-punten zou Bruno Thiry volgens het systeem met twee stemrondes zeker hoog gescoord hebben in een 1ste stemronde, maar toen de ere-jury, eind november van dat jaar samenkwam voor de stemming, was er alléén nog oog voor de unieke zege van Marc Goossens in F3000.
En de Gelenaar had het geluk dat hij dat jaar deelnam aan de 24 Uren van Zolder! Pardon? De ere-jury was niet gebonden aan een vast reglement. Er bestonden alléén bepaalde ongeschreven criteria, zoals “de beste Belgische ambassadeur” of “een rally of circuitkampioen kon evenmin, want die werd al geëerd voor zijn nationale prestaties”. In de Bijbel van de Belgische autosport stond slechts één regeltje neergeschreven: de Belgische Kampioen der Bestuurders/Champion de Belgique des Conducteurs diende over een RACB-vergunning te beschikken. Dat Goossens dat jaar met een Engelse licentie had rondgereden, blokkeerde plots de ultieme stemronde! Bob Feyfer, de betreurde toenmalige voorzitter van VAS en aldus lid van de ere-jury, toonde dat hij sterk was in het lezen van reglementen: Goossens had een VAS-vergunning gekregen om te kunnen deelnemen aan de (nog regionale) Zolderse etmaalrace en gezien VAS en ook Waalse broer ASAF de regionale autosport runnen onder het label van RACB, kon er vanuit gegaan worden dat “briton” Goossens voldeed aan dat ene regeltje in het reglement! Trouwens, dat ene regeltje maakte dat er eerder in ’91 een kampioen werd geëerd die, buiten het verkrijgen van een vergunning bij RACB, weinig of niks had te maken met Belgenland: Bertrand Gachot won dat jaar als RACB-vergunninghouder weliswaar de 24 Uren van Le Mans, maar was een in het Brusselse wonende Fransman, geboren uit een Franse vader (werkzaam op de Europese Commissie) en een Duitse moeder!
Marc Goossens genoot na een derde seizoen (en twee zeges) in de F3000 opnieuw de voorkeur van de jury, omdat Freddy Loix in zijn nochtans beloftevol debuut in het WK Rally in de Celica GT-Four… nog niet won! Appelen en peren vergelijken…
Het was het eens te meer wikken en wegen door de ere-jury – waar na enige tijd twee journalisten, Christian Lahaye en ondergetekende mochten zetelen – van de prestaties van Goossens en Loix dat in 1996 leidde tot een eigen volledig tegenovergestelde “pop poll” in La DH, de Franstalige krant die toen al veel aandacht besteedde aan de autosport. De prestaties van Loix werden bij La DH immers hoger ingeschat dan de twee zeges van Goossens. En de vraag drong zich op wie zich nu de echte en meest waardige “beste Belgische piloot” mocht heten?
De discussie zette mij in 1997 als hoofdredacteur van de Vlaamse Turbo Magazine aan om hierover een edito neer te pennen onder de veelzeggende kop “Gouden Schoen voor Freddy Loix”, waarbij ik het idee lanceerde om, naar voorbeeld van Koning Voetbal met de Gouden Schoen, twee stemrondes in te lassen en twee keer punten toe te kennen: halfweg het seizoen en op het einde van het sportieve seizoen... Twee jaar later verruilde ik de journalistiek voor een full time job als ‘manager’ bij de Nationale Sportcommissie van RACB en uiteraard stond het herbronnen van de ere-jury hoog op mijn to do-lijstje. Uiteindelijk slaagde ik er slechts in om de samenstelling van jury stevig te verruimen met liefst twaalf gespecialiseerde journalisten die samen met acht leden van RACB/NSK mochten stemmen over de naam van de Kampioen. Wegens het ‘uitblijven van in het oog springende prestaties van onze landgenoten op de internationale scène’ was er zowel in 1999 als 2000 geen Kampioen van België. De ere-jury ging wél over tot het uitreiken van ‘speciale vermelding’ voor David Saelens (beste rookie in F3000), Ere-Trofee voor Thierry Boutsen (voor zijn hele carrière) en Beloftes van het Jaar voor François Duval (Saxo Challenge) en Benoît Allart (Formule VW König). Troostprijzen…
Eind 2003 keerde ik terug naar de Aarlenstraat en maakte ik opnieuw deel uit van de ere-jury, waar er (nog steeds) niets was veranderd in de wijze van het toekennen van de prijzen: de ere-jury bepaalde nog altijd in één stemronde de naam van de Belgische Kampioen en dat resulteerde ook dat jaar in een allesbehalve unanieme keuze. Thiry werd in de Peugeot 206 WRC Europees Rally-Kampioen, terwijl François Duval in het WK tekende voor 2 podiumplaatsen, zes snelste tijden en even aan de leiding reed in Corsica. De stemming draaide uit in het voordeel van Thiry, de naam van Duval kwam nergens voor op het palmares…
De tijd was echt wel rijp om ernstig na te denken over een soort Gouden Schoen. Na veelvuldig overleg met de belangrijkste media en het uitschrijven van een bijna waterdicht reglement, werd in 2004 overgegaan tot het systeem van twee stemrondes: een eerste stemming halfweg juli en een finale ronde einde november. Enkel de gespecialiseerde media kon aldus twee keer een Belgische Top 15 invullen, hetgeen na samentelling van alle punten resulteerde in wat voortaan “Driver of The Year” zou heten! Bovenaan de Top 15 prijkte de naam van François Duval als eerste Driver en bijna evenveel eer ging naar Bas Leinders, tweede, en Larry Cols, derde, en zelfs de als vijftiende gerangschikte rijder. Sindsdien werd het systeem een beetje aangepast, maar het waren nog altijd de punten die beslisten over winst of verlies!
Duval zou nadien nog eens drie keer worden uitgeroepen tot Driver (één keer onderbroken door Formula Masters-kampioen D’Ambrosio) en na de éénmalige bekroning van Bertrand Baguette – kampioen in de World Series by Renault – en een eerste Driver voor Freddy Loix (met hulp van drie overwinningen in IRC), wisselden Stoffel Vandoorne en Thierry Neuville de grootste beker voortdurend af met elkaar. In 2018 oordeelde de ere-jury dat co Nicolas Gilsoul evenveel aandeel had in de successen van Neuville en zagen we éénmalig een co-rijder op het hoogste Driver-schavotje plaatsnemen. Vorig jaar tenslotte ging de Driver, of wat voordien Belgisch Kampioen der… Bestuurders heette, voor de eerste keer in de geschiedenis, naar een vrouwelijke… rijdster! Dat had de genaamde Sarah Bovy te danken aan haar successen in de GTE AM-categorie en dan vooral een vierde plaats in de 24 Uren van Le Mans. Alleen Yvette Fontaine deed ooit beter: voor rekening van het Ford Chevron Racing Team won La Fontaine in 1969, aub, het algemeen Belgisch Kampioenschap Toerwagens en versloeg er in de finale op Circuit Zolder prompt Jean-Pierre Gaban en Freddy ‘Alain Dex’ Semoulin! (KW)
Belgisch Kampioen der Bestuurders 1938-2003:
1938: Freddy Thelusson; 1949: Emile Cornet; 1950-1951-1952-1953: John Claes; 1954: André Pilette; 1955: Paul Frère; 1956-1957-1958-1959-1960-1961: Olivier Gendebien; 1962-1963: Willy Mairesse; 1964: Lucien Bianchi; 1965: Willy Mairesse; 1966: Niet toegekend; 1967-1968-1969-1970-1971-1972-1973-1974: Jacky Ickx; 1975: Teddy Pilette; 1976-1977: Jacky Ickx; 1978: Gilbert Staepelaere; 1979: Jacky Ickx; 1980-1981: Thierrry Boutsen; 1982: Jacky Ickx; 1983-1984-1985: Thierry Boutsen; 1986: Patrick Snijers; 1987-1988-1989-1990: Thierry Boutsen; 1991: Bertrand Gachot; 1992: Grégoire de Mévius; 1993-1994: Bruno Thiry; 1995-1996: Marc Goossens; 1997-1998: Freddy Loix; 1999: Niet toegekend; 2000: Niet toegekend; 2001: Bas Leinders; 2002: Didier Theys; 2003: Bruno Thiry
RACB Driver of The Year 2004-2023:
2004: François Duval; 2005: François Duval; 2006: François Duval; 2007: Jérôme D’Ambrosio; 2008: François Duval; 2009: Bertrand Baguette; 2010: Freddy Loix; 2011: Thierry Neuville; 2012: Stoffel Vandoorne; 2013: Thierry Neuville; 2014: Stoffel Vandoorne; 2015: Stoffel Vandoorne; 2016: Thierry Neuville; 2017: Thierry Neuville; 2018: Thierry Neuville-Nicolas Gilsoul; 2019: Thierry Neuville; 2020: Stoffel Vandoorne; 2021: Dries Vanthoor; 2022: Stoffel Vandoorne; 2023: Sarah Bovy
Koen Wijckmans
Tweet