24H Spa: Nabeschouwing Marc VDS Racing Team
De race was nochtans schitterend gestart. Catsburg reed het hele eerste uur op de tweede plaats, na bij de start de chaos op de Raidillon te hebben vermeden. Samen met teammaats Palttala en Moser nam hij uiteindelijk ook de leiding, een positie waarop ze in de aanvangsfase van de race regelmatig werden afgelost door de #3 van Martin en Buurman.
De #14 was als 24ste aan de race begonnen, maar Piccini en Klingmann klommen tot op de vijfde plaats vooraleer Klingmann in het derde wedstrijduur de wagen met een motorprobleem moest parkeren. Het was onmogelijk om nog verder te rijden. Müller kwam tijdens de race dan ook niet in actie.
Na zes uur wedstrijd lag de #4 op kop, met de #3 in derde positie, waardoor er zowel voor het team- als het rijderskampioenschap belangrijke punten werden gescoord. Het team nam zo de leiding in het Pro Cup-kampioenschap over.
Een korte regenbui zette bijna het hele veld, ook de twee overblijvende Marc VDS-bolides, er toe aan om over te schakelen op regenbanden, maar het duurde slechts een paar minuten vooraleer de piste er opnieuw droog bij lag. Het was de enige keer dat de BMW Z4 GT3 in de regen zou rijden.
Want even later stuurde Catsburg de #4 naar de kant. Hij lag heel dicht achter de leider op een tweede plaats, maar een elektrische panne betekende dat de bolide zonder power viel. Catsburg kon het probleem niet zelf herstellen en de baancommissarissen duwden de wagen achter de vangrail.
Daardoor was de #3 de enige overgebleven hoop voor het team, maar in het 13de wedstrijduur liep het mis. Maxime Martin had net het stuur van de wagen overgenomen, toen de brandblusser in de wagen nukken vertoonde en de bekabeling van de wagen werd beschadigd. Het was onmogelijk de situatie nog recht te zetten, Martin moest de wagen parkeren en de opgave was een feit.
Toch viel er nog wat goed nieuws te noteren voor het team. Na twaalf uur lag de wagen immers op de tweede plaats, waardoor het puntentotaal in beide kampioenschappen nog wat werd aangedikt. De leiding in de teamrangschikking van de Pro Cup werd nog wat groter, terwijl het verschil met leider in het rijderskampioenschap bijna helemaal werd weggewerkt.
Sebastien Metz, Technisch directeur:
“Het is ontzettend jammer dat de drie auto’s moesten opgeven. Ik ben heel trots op het team, van rijders over ingenieurs tot de mecaniciens. Ze hebben allemaal uitstekend werk geleverd. Ik denk niet dat we iets meer hadden kunnen doen, de jongens hebben geen enkele fout gemaakt. Het doel was om de race te winnen en veel punten te veroveren. Zowel na zes als na twaalf uur haalden we een grote buit binnen en dat is goed voor het kampioenschap. Ik ben ontgoocheld, ja, maar toch ook trots.”
Maxime Martin, #3 BMW Z4GT3
“Als je met drie wagens aan de start komt en iets na halfweg moet vaststellen dat er geen enkele auto meer in de race zit… Dan is dat uiteraard een zware ontgoocheling. Maar dat maakt deel uit van de autosport. We wisten al voor de start dat alles kon gebeuren. De auto’s stonden echt helemaal op punt, het team leverde prachtig werk. Als je een 24 uurs-race wil winnen heb je wat geluk nodig. Dat kwamen we dit weekend wat te kort.”
Markus Palttala, #4 BMW Z4 GT3
“We kwamen naar Spa met hoge ambities, want met de #4 waren we tijdens de eerste drie races van de Blancpain Endurance Series heel competitief gebleken. We hadden echter wat pech en de resultaten volgden niet. We trokken hier van bij de start hard ten aanval en van bij de eerste sessie liep het goed. Tijdens de eerste trainingen zetten we de tweede tijd neer en nadien bleven de goede prestaties volgen. De wedstrijd is lang en soms was het heel nipt, zoals toen Nicky bij de start die rondtollende Ferrari moest vermijden. Ik kan je vertellen dat we toen allemaal de adem hebben ingehouden! Na zes uur lagen we aan de leiding, wat ons belangrijke punten voor het team opleverde. Het kwam echt heel hard aan toen we te horen kregen dat Nicky de wagen aan de kant had moeten zetten. Het maakte niet veel uit wat het probleem was, de race was voor ons sowieso voorbij.”
Tweet
Rudi Steylaerts