van der Horst

Test Renault Alpine A110: Chauvinistische bliksem

Alpine A110
Alpine A110
Net zoals met bijvoorbeeld de Fiat 124 was het toch even het hart vasthouden wat Renault zou aanvangen met een moderne ‘remake’ van de Alpine A110. Maar net zoals Fiat hield Renault met veel respect vast aan de lijnen van hun stijlicoon uit de jaren zestig en zeventig. Enig verschil, terwijl Fiat gretig gebruik maakte van de Mazda MX5-mechaniek, bouwde Renault de nieuwe publiekslieveling van nul op. Het resultaat is misschien wel het mooiste dat in de laatste decennia van een Franse band rolde.
Alpine A110
Alpine A110
De Alpine A110 oogt ronduit prachtig. Iets te “petite” om indrukwekkend te noemen, maar breed en gestroomlijnd genoeg om fors en pront over te komen. De nazaat van de eerste "Berlinettes" die begin de jaren zestig al hun weg naar de straat vonden, is trouw aan alle stijlelementen die zo iconisch zijn geworden. De grote ogen die uitkijken boven zijn puntneus, de lange kromme buiging naar de strakke achterkant en een gestroomlijnd en gestreken lijnenspel van voor naar achter.

Zegekraal

Alpine A110
Alpine A110
Net zoals bij de Fiat 124 won de Alpine ontzettend veel zieltjes door hun rallyprestaties. Met helden als Jean-Claude Andruet, Jean-Luc Thérier, Bernard Darniche, Jean-Pierre Nicolas en zelfs Ove Anderson reeg de A110 de overwinningen aan elkaar in een tijd met de 124 Spiders en de Lancia Fulvia’s als belangrijkste concurrenten. Bijna anderhalf decennia lang gaf de Berlinette een gezicht aan de rally- en autosport. Er waren met onder meer de A310 en de A610 wel enkele hoekige opvolgers, maar die bleven toch altijd in de schaduw staan van het model dat Alpine grootbracht en een ijzeren "gueule" gaf.

Alpine A110
Alpine A110
Ook deze nieuwe A110 zal nooit de plaats innemen van de Berlinette. Daarvoor is hij net iets te onbereikbaar en springt hij er in het segment minder tussenuit als indertijd, maar "mon Dieu", wat een schoonheid. Zoals vroeger, alles in proportie, geen greintje bluf of poch, maar gewoon perfect zoals ze is.

Alpine A110
Alpine A110
Ook binnenin oogt het ontzettend fraai met op de meest onmogelijk hoekjes en kantjes de naam, de logo of de Franse driekleur in verwerkt. Zelfs op het dashboard zijn de kleuren van de tricolore nooit veraf. Chauvinistisch, absoluut (want zelfs als we het infotainmentsysteem in het Nederlands zetten bleef hij tussen het stuur maar Frans spreken tegen ons), maar je zou voor minder spontaan de Marseillaise beginnen fluiten.

Sterrenhemel

Alpine A110
Alpine A110
De mix tussen leer, stof en carbon is naadloos en vloekt op geen enkel moment. Ook de grote priemende ogen van op de voorkap keren terug in het binnenwerk, onder meer in het dashboard en het ventilatiesysteem. De kuipen van Sabelt zitten laag, maar ondersteunen perfect, zelfs voor mannen met een iets bredere rug en wat opgestapeld vet op de heupen. Het kleine leren ringetje dat de gordel begeleidt, getuigt van doordachtheid. Het dashboard tussen het stuur brengt je letterlijk in de sterrenhemel. De ronde middenconsole volgt zalig de lijn van het dak. Enkel het infotainmentscherm lijkt te makkelijk uit pakweg een Scénic gerukt, al sluit het wel mooi aan bij een setje scherpe robottanden eronder.  Het stuurtje komt dan weer niet uit de monovolume, maar wel uit het RS-gamma al is dat niet te zien met die bliksemse A op. Deze Alpine begeestert en beroert, bezielt en vervoert.

En of ie vervoert.

Alpine A110
Alpine A110
Hij vervoert mensen zoals ze nog nooit vervoerd zijn. Met een flinke zweem luxe, maar toch vooral met een fikse portie pk’s en een waarlijk sensationeel rijgedrag. 252 pk voor goed en wel 1.080 kg. Gegeneerd door een 1.8l vier-in-lijn turbo (die Renault nog in stock had op het schap gelabeld: Mégane RS), snoevend met een koppel van 320 Nm. Een pook is ons niet gegund, maar de kwieke 7-traps automaat met dubbele koppeling en een flukse peddelreactie maken dat volledig goed. De lepels staan trouwens netjes gepositioneerd en zijn lang genoeg waardoor er altijd wel een pinkje of een lange duim de weg vindt naar een trapje hoger. Van 0 naar 100 in zowat een halve Usain Bolt-tijd (op de 100 meter uiteraard). Het zegt genoeg.

Standjes

Alpine A110
Alpine A110
De Alpine kent drie standjes, Normaal, Sport en Track. Die eerste stand is meer dan goed en doet de Alpinist niet altijd verlangen naar de Sportstand al moet hij dan wel het nodige gemorrel en gepruttel missen, maar op lange wegen heb je daar toch niets aan. En die "Track", dat is synoniem voor losgehen, want dat knopje geeft onder meer toegang tot de Launch Control, zet zowat alles wat beweegt nog wat stijver, en schakelt automatisch de ESP uit. “On y va?” Doe maar! Want de Alpine beweegt zich voortreffelijk op vele ondergronden. Of het wegdek nu lijkt op een windstil Alpenmeertje of op het gezicht van een geaccidenteerde puber, de wagen, het chassis krimpt noch kreunt, zelfs niet bij korte lastwissels. Nooit heeft de Alpine het gevoel te gaan zweven. Je zou haast vergeten dat je met een achtertrekkertje met middenmotor op weg bent. En zelfs als de kont eens sneller de bocht uitkomt dan de snuit, dan nog is ze beheerst; daar helpen de brede Michelin Sports wel bij. Kleine, piepkleine minpuntjes, zijn het weinige tegengewicht in het stuur en een rempedaal dat soms wat zacht aanvoelt, maar aan het einde van de rechte lijn wel zijn werk doet.

Nerd

Alpine A110
Alpine A110
Ja, deze Alpine zou het wel verdienen om losjes in de voetsporen te treden van zijn halfeeuwenoude voorganger, maar de sleutels zullen toch eerder in handen vallen van de echte liefhebbers, Renaultnerds en kenners die weten wat Alpine écht betekent in de geschiedenis van de autoambacht.

We malen er niet om dat de geruchtenmolen bijna een decennia lang bleef draaien, want wat Alpine hier presteert is groots. C'est ni-ckel!

Foto's: Sandro Delaere



Dit artikel werd gepubliceerd door Sandro Delaere in Wagentest op woensdag 8 mei 2019.
  • Dreamdrive

Copyright 2000-2024 Autosport.be - Contacteer ons