Belgian Motoren Werke - Het complete verhaal van 50 jaar 24 Hours of Spa

1973: Om iets te ondernemen tegen de dominantie van de fabrieks-Capri’s (oppermachtig in ’71 en ’72) kwam BMW in ’73 met een heuse armada naar de Ardennen. De race werd getekend door snelheidsrecords - 184 km/u als gemiddelde - en zware ongevallen. Joisten, Dubos en Larini, oom van, kwamen om het leven. Hezemans-Quester hadden in de fabrieks-BMW 3.0 CSL acht ronden voorsprong op de Capri van Mass-Fitzpatrick.
1974: Zich bewust van de gevaren en niet op het minst de té kostelijke fabrieksdeelnames, stapten de 24 Uren uit het EK en opteerden voor de genaamde Formule Francorchamps: groep 1A-auto’s (lees nu Groep N+) met bepaalde technische vrijheden en qua look met spoilers en uitgebouwde wielkasten, kopieën van de Groep 2. Gevolg was een meer open (en betaalbare) strijd tussen de min of meer privé gerunde Capri II, Opel Commodore, BMW 3.0. en de Alfa’s GTV. In de 24 Uren tekenden Xhenceval-Peltier in de Luigi-BMW voor een eerste, Belgische succes en versloegen de Autodelta-Alfa’s voor de 2de en 3de plaatsen.
1975: Een prestatie die het Luigi Racing in ’75 overdeed, zij het met Hughes de Fierlant als secondant van Luigi’s schoonbroer Xhenceval. De Britse Capri, met Tom Walkinshaw, was 3de, achter de bijna-serie BMW “GTL Tuning” van "Pedro" en Yvette Fontaine.

1977: In Frankrijk en het UK hadden ondertussen de “Saloon Cars” of “Production Cars” aan belangstelling gewonnen en om iets te doen aan de beter gehomologeerde (en ook winnende) Capri’s, pakte BMW uit met de genaamde 530 IUS (van Injection United States). Bij de CSI (Commission Sportive Internationale, nu FIA) stelde men zich vragen bij de homologatie van de snelle 530 IUS en er volgde in Amerika een onderzoek. Hieruit bleek dat BMW niet kon aantonen of de nodige 5.000 stuks van die IUS werden geproduceerd. De homologatie verviel, BMW kreeg een zware boete en sancties en even zag men geen Duitse vertegenwoordigers in de paddock van toerwagenraces…
Het was achter het stuur van zo’n 530 IUS dat Joosen-Andruet in 1977 de 24 Uren wonnen, na een ferme strijd met Cudini-Fréquelin (BMW 530 IUS Benoît) en de Capri’s van Woodman-Buncombe en Spice-Craft. Ter aankomst telde de Juma-BMW zo’n 14 ronden voorsprong op de Vauxhall Magnum van Gerry Marshall en Peter Brock…
De deelname van de Juma-BMW, in de kleuren van Kinley-frisdranken, was het initiatief van ex-Spa-coureur Hughes de Fierlant, die door Gérard Van Overbeke, toen marketingverantwoordelijke bij BMW Belgium, gevraagd werd een Belgisch sportprogramma uit te werken. Het Belgische voorbeeld van een eigen sportpolitiek zette toenmalig BMW Motorsport-baas Neerpasch ertoe aan om andere filialen aan te sporen hetzelfde te doen en dat leidde tot specifieke autosportbedrijvigheden bij BMW France en BMW UK. De link met andere filialen en sponsors à la Gitanes liet BMW Belgium-sportmanager de Fierlant toe Franse teams naar Spa te brengen met o.m. Benoît-BMW’s voor Beltoise (1979), Pironi-Laffite (1980) en later Waterloo Motors-BMW’s (1981) voor acteur Trintignant en Le Mans-ster Derek Bell.

Iedereen kent ondertussen het verhaal van het Belgische Joosen Racing-Juma dat dankzij strategie en uithouding de 530i een rol van betekenis liet spelen in de strijd tegen de Capri (78, 79, 80) en vooral Mazda RX7 (81), maar vier keer naast de hoofdprijs greep!
1982: Het succes (en het ontbreken van duidelijke regels) van de Production Cars noopte de FI(S)A ertoe om naast Groep B (rally) en Groep C (sportwagens) in Toerisme de Groep A te lanceren, waardoor de 24 Uren vanaf 1982 terug op de internationale kalender stond en de aandacht trok van constructeurs zoals Jaguar en BMW. Om het op te nemen tegen de Jaguar XJS homologeerde BMW de 528i en die werd in het EK ingezet door privé-teams zoals Eggenberger en… Juma. Het werd de tweede zege van de toen nog Antwerpse tuner en meteen de 9de voor BMW.

1985-1986: Na de walkover van de Jaguar XJS in ’84, volgde in ’85 de eerste overwinning van het Team Schnitzer in de 24 Uren en die krachttoer deden de goede BMW-vrienden uit Freilassing één jaar later nog eens over. Het feit dat het podium volledig werd bezet door 635-formaties, zegt alles over de terugkeer van BMW in de toerwagenracerij. Nochtans was er in ’86 voldoende concurrentie met Ford (het debuut van de Sierra XR4), Holden (de Australische Commodore), Volvo (de 240 Turbo van RAS Sport), Rover (de Vitesse van TWR in de kleuren van Bastos-Texaco) en dus een vloot BMW’s 635.
1987: Spa stond op de kalender van het nieuwe WK Toerisme en bij BMW werd de 635 met veel vertoon verruild voor de M3. Schnitzer operereerde nog steeds als het meest Beierse team, maar de klantendienst voorzag auto’s en technische en logistieke ondersteuning voor Bigazzi, CiBiEmme, Linder, DuBac en JMS. 70 auto’s aan de start, met Alfa Corse en meerdere Alfa’s 75 Turbo als concurrenten. In een doorregend Spa kwam Schnitzer, geplaagd door in de regen niet goed werkende Yokohama-banden, er niet aan te pas en redde het Italiaanse CiBiEmme met Van de Poele-Martin-Theys de eer van München.
1988: Schnitzer nam weerwraak en won zowel het EK als de 24 Uren. Het werd meteen het afscheid aan het EK: de FI(S)A zag geen graten meer in een internationaal kampioenschap en BMW lonkte naar het DTM…
1989: Zonder EK konden de organisatoren van de 24 Uren nog (even) terugvallen op quasi dezelfde auto’s en deelnemers en werden bij het inzetten ervan flink geholpen door Belgische sponsors, zoals Bastos, Toshiba, Castrol, Fina. Bij BMW wou men voor deze belangrijke, nog steeds zeer internationaal getinte etmaalrace een inspanning leveren en vaardigde Schnitzer-BMW’s M3 af als grote rivaal van de Bastos-Sierra’s. Door het laten meetellen van de 24 Uren voor het BK, verschenen er twintig jaar na de laatste zege opnieuw Porsches op de deelnemerslijst. In de natte finale verloren Ravaglia-Heger-Giroix nipt de zege aan de Sierra Cosworth van Brancatelli-Percy-Schneider.

1991: Wegens het samenvallen van een DTM-meeting in Diepholz met Spa verschenen Schnitzer, Bigazzi en Linder niet aan de start. Onder de hoede van het Castrol-Bastos Racing Team moesten de twee minder sterke groep A-BMW’s CiBiEmme het opnemen in wat een ongelijke strijd zou worden met de pk-zwangere Nissan Skyline. De twee BMW’s haalden de eindmeet niet – die van Joosen-Martin-Beguin gaf op in de laatste ronde – en hierdoor kreeg de RAS Sport-Porsche van “Davit”-Grohs-Slaus een 2de plaats in de schoot geworpen!
1992: Zonder internationaal reglement geleek het startveld steeds meer op een, zeg maar ongelijk patchwork! Zo zette BMW de organisatoren onder druk om hen meer kansen te geven door het Nissan-gevaar deze keer te bedenken met extra-gewicht… Castrol verdween als sponsor van BMW en de vier BMW’s M3 van Schnitzer én Bigazzi stonden voortaan in de kleuren van Bastos-Fina of Fina-Bastos! De Skyline kon zijn gezondsheidswandeling van ’91 niet herhalen: de Japanner vatte ’s nachts vuur en verdween daarop in het opgeverspark. Het was het jaar van de laatste ronde en laatste bocht om te beslissen over winst en verlies: Soper-Martin-Danner wonnen in de Bigazzi-BMW van de Schnitzer-M3 van van de Poele-Winkelhock-Heger.
1993: De FIA besloot de reglementen volledig om te gooien met Klasse 1 (DTM) en Klasse 2 ofte het Supertoerisme, waarin BMW voluit koos voor de nieuwe 318is. Ook Spa trok de kaart van de Klasse 2, maar wegens gebrek aan auto’s, zou er “gemengd” worden met de GT’s. Hoewel de Fina-Bastos-BMW’s op de affiche (en de tv-spots) prijkten, schrapte BMW in laatste instantie de deelname, uit protest tegen het reglementair bevoordelen van de meute GT’s, lees benzinetank van 120 liter voor de 25 Porsches en één Honda NSX. De vier aangekondigde BMW’s 318is bleven op stal staan en uiteindelijk namen drie Klasse 2-Carina’s het op tegen de GT’s… Zoals we ondertussen weten werd de race op zondagochtend stilgelegd na het overlijden van Zijne Majesteit Koning Boudewijn. Ten teken van rouw was er geen eindpodium en hing de Belgische driekleur halfstok…
1994: Na de chaos in ’93 werd er resoluut gekozen voor de FIA Klasse 2, maar de zuiver Belgische deelnames van Audi, Toyota en Peugeot, die in Spa punten konden scoren voor de Procar, waren geen partij voor de sterkere BMW’s 318is van Bigazzi en het Motorsport-team van Warthofer, met een Top 3 als resultaat.
1995: Opel (Team Belgium) en Honda (VZM) kwamen Audi versterken in de strijd tegen BMW. Niet voor lang. Schnitzer won, voor Bigazzi en de Honda Accord van de Radigues-Snijers-Favre eindigde 3de op 30 ronden van winnaars Winkelhock-Soper-Kox.

1997: De Honda “made by Prodrive” van Tassin-Heger-Tarquini stond in “pole”, maar nadien reden de Radigues-Duez-Hélary in de Bigazzi als het ware van start naar finish, voor Bigazzi-maatjes Piquet-Cecotto-Winkelhock en de “taxi”-BMW – een Klasse 2-koets met een diesel in het vooronder - van Kox-Menzel-Naspetti. Wegens té duur voor de Belgische markt, verviel de Supertoerisme-Klasse 2 en kozen zowel de Belgian Procar als de 24 Uren voor de goedkopere maar, helaas, minder tot de verbeelding sprekende SuperProduction ofte DTC…
1998: Onder impuls van BMW… Belgium en partners Fina en Bastos werd bij Juma gekozen voor een mini-programma met de 24 Uren van Spa als hoofddoel. De 320 bleek evenwel in DTC-uitvoering niet meteen de meest gevreesde rivaal voor de Renault Mégane en de favoriete Peugeot 306. Dankzij een doorgedreven voorbereiding, uitvoerige tests en het voortdurend aanpassen van de strategie, slaagde Bart Mampaey erin om BMW een 21ste overwinning te schenken. Het zou de 4de en laatste zege worden Juma Racing, vermits Bart Mampaey in ’99 onder de vlag van Racing Bart Mampaey (RBM) met twee Primera’s naar de 24 Uren van Spa toog. Dat hij (even) BMW verliet, had veel te maken met het dat jaar toevertrouwen van twee Fina-BMW’s 320 aan het Italiaanse Raffanelli-team (ex-Bigazzi)…
2000: Met een beetje geluk waren Martin-Tassin-Moureau erin geslaagd om voor BMW een 22ste overwinning te behalen. Op één uur van de eindmeet telde de leidende Peugeot 306 van Defourny-Mollekens-Bouvy zeven ronden voorsprong op de Duitse Düller-Groep N BMW M3, maar de motor van de Kronos-auto maakte een raar geluid en bleek op drie cilinders te draaien. Aan een slakkegangetje tufte de gehavende 306 naar de finish, terwijl Martin de achtervolging inzette. Na veertig minuten spanning en een waarachtige Hitchcock-finale strandde hij op 1’55 van de winnende Peugeot. Een prachtig slotstuk van het verhaal van de toerwagens in de 24 Uren, want in 2001 werd er resoluut gekozen voor de GT-wagens. Zonder BMW.

2010: Ook in 2010 profiteerde Schnitzer van een nationale homologatie (GTN) om uit te pakken met de veel besproken M3 E92. Op 40’ van de geblokte vlag zag het er zelfs naar uit dat een 22ste triomf in de maak was, totdat de nr. 79 even van de baan sukkelde en met averij de pitlane indook en er 4 ronden dienden prijs te geven. Toch eindigden Werner-Muller-Adorf nog 3de, voor de andere M3 van het trio Muller-Lamy-Alzen.

Terug naar 2011. Naast een Ford GT40 en een Mustang voor het onuitgegeven trio Duez-Martin-Bachelart, koos het Marc VDS Racing als derde troef voor de nieuwe Z4. Met de “pole” bewezen Maxime Martin en maats Hennerici en Leinders dat er potentieel zat in de Beierse sportwagen. Het was evenwel het Duitse Team Schubert dat de maidentrip van de Z4 in de 24 Uren bekroonde met een 2de plaats voor Werner-Hurtgen-Sandström, zij het op 2 ronden van de voor de eerste keer winnende Audi R8…
2012: De Vita4One Z4 van Frank Kechele-Greg Franchi-Mathias Lauda pakte de laatste trede van het podium en telde één ronde meer dan de 4de gerangschikte en dat was de Z4 van het Marc VDS Racing met Martin-Leinders-Paltalla…
2013-2014: Na een nulscore in 2013 voor de Marc VDS-trio’s Leinders-Buurman-Martin en Paltalla-Moser-Catsburg, hadden Luhr-Werner-Paltalla twaalf maanden geleden zicht op de eindoverwinning, totdat zij op een kwartier van de geblokte vlag werden ingehaald door de uiteindelijk winnende Audi R8 van Vanthoor-Winkelhock-Rast…
(KW).
22 overwinningen:
1965: BMW 1800 – Ickx P.-Langlois
1966: BMW 2000 TI – Hahne H.-Ickx J
1970: BMW 2.800 CS – Huber-Kelleners
1973: BMW 3.0 CSL – Quester-Hezemans
1974: BMW 3.0 CSI – Xhenceval-Peltier
1975: BMW 3.0 CSI – Xhenceval-de Fierlant
1976: BMW 3.0 CSL – Détrin-“Chavan”-Demuth
1977: BMW 530 IUS – Joosen-Andruet
1982: BMW 528i – Hahne A.-Heyer-Joosen
1983: BMW 635 CSi – Tassin-Heyer-Hahne A.
1985: BMW 635 CSi – Ravaglia-Berger-Surer
1986: BMW 635 CSi – Quester-Heger-Tassin
1987: BMW M3 – Van de Poele-Martin-Theys
1988: BMW M3 - Heger-Quester-Ravaglia
1990: BMW M3 – Cecotto-Giroix-Oestreich
1992: BMW M3 – Soper-Martin-Danner
1994: BMW 318is – Tassin-Ravaglia-Burgstaller
1995: BMW 320i – J. Winkelhock-Soper-Kox
1996: BMW 320i – Tassin-Muller-Burgstaller
1997: BMW 320i – de Radigues-Duez-Hélary
1998: BMW 320i – Duez-Cudini-Van de Poele
2015: BMW Z4 – Paltalla-Luhr-Catsburg
(Vetjes = Belgisch team)
Foto's: Fred Bayet, Bastos Racing Team, Arne Simons, Paul Kooyman & SRO Press
Tweet